De Oorsprong van de Buckfast Bij – Broer Adam

Lijst van de moeren die in de loop van de eerste periode van de Buckfaststam tussen 1915 en 1928 worden gebruikt.

Sigle de l’Abbaye de Buckfast
[ Deutsch ]
[ English ]
[ Français ]
[ Suomi ]
[ Dansk ]

De Oorsprong van de Buckfaststam

— Een getypt document van Broer Adam —
        Vertaling door Geert van Eizenga.

1915 : Het laatste seizoen dat de vroegere inheemse bij in deze streek bestond voordat ze uitgeroeid werd door de “Isle-of-Wight”-epidemie. In de herfst voorspelde de bijeninspecteur van het district dat het volgende voorjaar er geen bijen meer zouden zijn. Van onze 46 bijenvolken overleefden slechts 16 de volgende winter. De volken die overleefden waren of raszuivere Ligurische volken of waren van Ligurische afstamming.

1916 : Deze 16 bijenvolken werden vermeerderd tot 46 door middel van de import van Ligurische koninginnen. Na het uitsterven van de inheemse bij werd geen enkel teken van ziekte meer waargenomen.

1917 : Als reactie op het verzoek van de regering vermeerderden we het aantal bijenvolken tot honderd. De benodigde koninginnen werden gekweekt van bijenvolken die de winter 1915-1916 overleefden.

1918 – 1919 : Gedurende deze twee jaren werden honderden afleggers verstuurd naar alle delen van de Britse eilanden om de verliezen, die veroorzaakt waren door de “Isle of Wight”-epidemie, op te vangen. De benodigde koninginnen werden gekweekt van bijenvolken die de epidemie overleefd hadden. Onder de koninginnen die geteeld werden in 1919 bevond zich een koningin die een ideale combinatie vertoonde van alle wenselijke eigenschappen van de Ligurische en vroegere inheemse bij. Deze koningin werd terecht geregistreerd als Teeltkoningin No. B-1, en vormt de daadwerkelijke stammoeder van de tegenwoordige stam.

1920 : Bijna honderd dochters van teeltkoningin No. B-1 werden gekweekt in 1920. Een even groot aantal (koninginnen) werd gekweekt van een geïmporteerde koningin van Nicosia, Cyprus.

1921 : Dochters van No. B-1 overtroffen alle verwachting in 1921.

1922 : Twee dochters van teeltkoningin No. B-1 werden in 1922 gebruikt als teeltkoninginnen. Eén ervan – No. B-2 – bleek buitengewoon resistent tegen Acarine; haar zuster, No. B-3 – (bleek) buitengewoon vatbaar. In ZULK een mate dat nauwelijks ook maar enkele volken met haar dochters als koningin de winter 1922 – 1923 overleefden.

1923 – 1924 : Teeltkoningin No. B-1 werd bijna uitsluitend gebruikt gedurende deze twee jaren. Echter in 1924 werd een beperkt aantal (koninginnen) gekweekt van een teeltkoningin, die W. Herrod-Hempsall meebracht van de V.S. in 1923. Deze stam stond erom bekend superieur te zijn aan elke andere in Noord-Amerika.

1925 : Breeder No. B-4 = .24 – B-2 x ?
Breeder HH = .24 – HH x ?
Drones :
Daughters of breeder No. B-2 ; GP.= .19 – No. B-1. x N.N.

Deze notatie betekent: twee teeltkoninginnen (breeder) werden gebruikt in 1925. De eerste is de koningin No. B-4, dochter uit 1924 (.24) van de koningin B-2. Deze koningin No. B-4 wordt bevrucht door onbekende darren (?). De tweede teeltkoningin HH is de in 1924 (.24) uit de V.S. geïmporteerde koningin met onbekende afstamming. Alle dochters van deze beide teeltkoninginnen werden naar het bevruchtingsstation Sherberton gebracht, waar de darren (drones), die voortgebracht werden door de dochters van de koningin B-2, hen bevruchtten. GP betekent Grand Parents = grootouders. Immers de darren zijn de dragers van de erfelijke eigenschappen van het paar grootouders uit 1919 (aangegeven als .19). NdTr

1926 : Breeder No. B-4 = .25 – B-4 x B-2
Breeder No. HH = .25 – HH x B-2
Drones :
Daughters of breeder No. B-4 ; GP.= .24 – No. B-2 x N.N.

Dezelfde manier van noteren brengt ons volledig op de hoogte: de teeltkoninginnen zijn twee dochters (B-4 en HH) van respectievelijke teeltmoeren uit 1925, alle aangepaard met darren, kleinzonen van de koningin B-2. Dit jaar 1926 werden de darren op Sherberton voortgebracht door koninginnen, die dochters zijn van B-4. NdTr

1927 – 1928 : Breeder No. B-278 = .25 – No. B-4 x B-2
Drones :
Daughters of breeder No. B-4 ; GP.= .25 – No. B-4 x B-2

……..

Opmerkingen :
Het bevruchtingsstation werd in gebruik genomen op de 1e juni 1925.
Alle koninginnen die voor 1925 werden gekweekt werden standbevrucht.

Acarine :
Teeltkoningin No. B-3, waarvan de afstammelingen zo extreem vatbaar waren voor Acarine, werd onmiddellijk geëlimineerd.
Net als alle HH koninginnen na 1926. Hun buitengewone vatbaarheid werd opnieuw bevestigd in 1959 na een nieuwe import van koninginnen van dezelfde stam uit de V.S. in 1958.

Teeltkoninginnen :
De teeltkoninginnen die gebruikt werden gedurende deze aanvangsperiode en die niet van enige waarde of belang waren, zijn niet opgetekend.

……..