Broeder Adam — 1989 — Lezing te Bordesholm

Lezing van Bruder Adam, te Bordesholm op 29 october 1989. Aanwijzingen voor de teelt, instandhouding en verdere ontwikkeling van de buckfastbij.

Aanwijzingen voor de teelt,
instandhouding en verdere ontwikkeling van de Buckfastbij

Als u wilt,
te vertalen hier!

 

Vortrag in Bordesholm,
29. Oktober 1989
von Broeder Adam Kehrle, O.S.B.,
(1898 – 1996)
© foto Erik Österlund
Broeder Adam
St. Maria Abdij, Buckfast,
Zuid Devon, Engeland

Nederlands vertaald
door A.H. de Witt
Groningen, Nederland.

aus Imkerei-Technik-Magazin,
1993, N° 4 Seite 25-27
und Gemeinschaft der Buckfastimker,
1993, Seite 56-59

Enkele principiele aanwijzingen

Sinds geruime tijd was ik mij er van bewust dat het noodzakelijk was bepaalde aanwijzingen over de teelt, instandhouding en verdere ontwikkeling van de Buckfastbij te geven.  Eveneens moest ik stelling nemen tegenover een aantal verkeerde veronderstellingen over onze teeltpogingen.  Mij werd in de loop van de jaren van vele kanten dringend verzocht een verklaring omtrent deze zaken te geven.  Van oudsher heb ik — ook in Engeland — zo’n opgave, zo goed en kwaad het ging, vermeden.  Ik moet echter toegeven dat met het oog op het algemene belang nu een uitzondering is gemaakt.  Ik moet wel voorop stellen, dat de aanwijzingen met het oog op de teelt geen andere gegevens bevatten dan die, waarvan ik in mijn verschillende publicaties al gewag heb gemaakt, en dat die kennelijk over het hoofd zijn gezien of geminacht worden.  Ontbrekende ervaring, onbegrip over onze plaatselijk omstandigheden en een onvoldoende kennis van de erfelijkheidswetten van Mendel en de betekenis daarvan voor de teelt van de honingbij speelden eveneens een rol.  Naar mijn overtuiging zijn de beoogde aanwijzingen noodzakelijk, want er komen in tweeërlei opzicht feiten van essentiële betekenis naar voren.

Zo gaf eens een toonaangevende zwitserse wetenschapsbeoefenaar te kennen dat onze teeltpogingen slechts een “kruisen in het wilde weg” nodig hadden, zonder bepaalde zaken in aanmerking te nemen en zonder een bepaald doel.  Hij meende bovendien dat wij ”een grondige afkeer hadden“ van de raszuivere teelt.  Een duitse wetenschapsman betitelde de Buckfastbijen als een hybriden-mengelmoes.  Beide wetenschappers hadden kennelijk geen flauw idee van de feitelijke toedracht.

In werkelijkheid beproeven we jarenlang elke afzonderlijke kruising apart.  In die tijd worden door intensieve selectie de goede eigenschappen versterkt en de ongewenste uitgebannen.  Pas dan komt het inbrengen ervan in de raszuivere Buckfast-stam om het hoekje kijken.

Sinds het begin van deze eeuw werden door ons een zeer groot aantal rassenkruisingen samengesteld, maar slechts heel weinige daarvan voldeden aan de toenmalige eisen.  In het geval van de carnica werden niet minder dan 60 verschillende oecotypen evenals reciproke paringen en kruisingen beproefd, maar slechts die uit het griekse gebied werden na een intensieve selectie geïntegreerd in de Buckfast-stam.

In het geval van een finse kruising wilden wij de extreme winterbestendigheid van dit ras aan onze bijen toevoegen.  We stopten 12 jaren van intensieve arbeid in de ontwikkeling van een geschikte nieuwe combinatie.  Echter tevergeefs.

Om alle mogelijke verdere illusies met betrekking tot onze teeltpogingen te vermijden zal ik de ontwikkeling van een nieuwe combinatie schetsen.

In het jaar 1930 maakten we een kruising tussen een speciale franse teeltmoer en onze Buckfastdarren.  Onder de F2-generatie bevond zich een moer met een klassieke uitsplitsingonder haar nakomelingen.  Van deze moer werden 1200 koniginnen geteeld, die alle binnen 48 uur in de broedstoof uitliepen.  Van deze 1200 jonge moeren werden er een 200 aan de hand van een bepaalde kleur uitgeselecteerd.  De resterende 1000 moeren werden doodgeknepen.  De uitverkoren jonge moeren werden direct naar een bevruchtingsstation gebracht, waar ze door darren, uit dezelfde kruising afkomstig en met de hand geselecteerd, werden bevrucht.

Langs deze weg verkregen wij twee nieuwe combinaties.  Een leerbruine, die na verdere testen in onze Buckfaststam werd ingelijfd.  De andere nieuwe combinatie — een zuster van de vorige — bevat alle economisch gewenste eigenschappen in hoogste mate.  Daarbij komt nog een zachtaardigheid en een bepaalde kleur, die ons van tevoren niet bekend waren.  Dit ondanks het feit, dat deze kruising van moederszijde tot een pikzwart, extreem agressief ras behoorde.  De diepgouden kleur evenals de extreme zachtaardigheid gaf blijk van mogelijkheden, die we van tevoren niet vermoed hadden.  Helaas was deze extreem zachtaardige en goudkleurige nieuwe combinatie tegelijkertijd buitengewoon gevoelig voor de trachee-mijt en was daardoor — na verdere testen — voor ons onbruikbaar.

Tot onze verrassing bleek de leerbruine combinatie daarentegen vrijwel immuun tegen de trachee-mijt en verder in elk ander opzicht uitnemend te zijn en is één van de combinaties, die een beslissende invloed op de ontwikkeling van de huidige Buckfastbijen uitoefende.  Bovendien toont dit voorbeeld ondubbelzinning aan, dat wij slechts via de weg van de kruisingsteelt eigenschapscombinaties kunnen creeëren, die anders uitgesloten zijn.  Deze manier van telen is de enige die aan onze huidige eisen kan voldoen.  Speciaal met betrekking tot bijenziekten.

De raszuivere teelt

Op deze plaats moet ik nog iets in het kort over de raszuivere teelt zeggen.  Deze vormt in werkelijkheid de feitelijke basis èn de voorwaarde tot een succesvolle kruisingsteelt.  Zonder raszuivere teelt heeft kruisingsteelt geen zin.  Alleen de raszuivere teelt is in staat tot een erfelijk constante verankering en instandhouding van de nieuwe eigenschapscombinaties.

Zoals hierboven al genoemd is, duidde een bijengeleerde onze bijen aan als een ”bastaard-mengelmoes“, hoewel de kleur evenals de economische eigenschappen van de oorspronkelijke kruising al sinds 70 jaren in erfelijk opzicht constant zijn.  Een verder veronderstelling bij wetenschapsbeoefenaars, dat wij onze stam met het oog op het instandhouden van de kleur vaak met de ligustica terugkruisen, is gebaseerd op een illusie.

Wij maakten zo af en toe testkruisingen met de ligustica — ook met bijen van noord-amerikaanse afkomst — maar geen daarvan werd tot opbouw en instandhouding van de Buckfastbij gebruikt.  Wij hechtten bovendien nooit een bijzondere waarde aan uiterlijke kenmerken, hoewel ook deze wel in aanmerking worden genomen bij de teelt.  Maar nooit ten koste van vitaliteit en prestatie.

Afgezien van het voormalige inheemse engelse ras en van de vroegere ligustica bevindt zich slechts weinig ander materiaal van vreemde afkomst in de huidige Buckfast-stam, zij het dan steeds in een onberispelijke, homogene en erfelijk constante toestand.  Hoewel in de loop der jaren een ontzaglijk groot aantal kruisingen werd samengesteld, waren er slechts enkele geschikt voor een voordelige integratie in onze stam.  Het ging hier dan ook in geen geval om ”nieuwe“ eigenschappen, maar steeds om een intensivering van de al voorhanden zijnde eigenschappen.  Ook die eigenschappen, die in dit opzicht niet geschikt waren, speelden toch een wezenlijke rol in de progressieve ontwikkeling van onze stam.  Ze leverden ons de onontbeerlijke aanknopingspunten en vergelijkingen, die ons het stadium van vooruitgang in de teelt van dat moment aangaven.  Bovendien waarschuwden ze ons voor mogelijke gevaren.

Voorwaar, zonder positieve en onberispelijke aanknopingspunten en echte vergelijkingen — op zo breed mogelijke basis — zouden de resultaten onvermijdelijk aan het toeval worden overgelaten.  Echte testen zijn bovendien zo goed als uitgesloten in een bijenhuis, bij blok- en rijenopstelling evenals, in een kast, die op een of andere manier de maximale vruchtbaarheid van een moer verhindert.  Zo kunnen ook slechts moeren van de beste afstamming en kwaliteit — in combinatie met de al eerder genoemde basisvoorwaarden — bogen op de hoogste prestaties.  Deze aanwijzingen bevatten in werkelijkheid de sleutel tot elk reëel succes in de teelt evenals tot de maximale prestaties.  Dat deze aanwijzingen evenals onze teelt steekhoudend zijn, bevestigt de wereldwijde verbreiding van de Buckfastbijen.  Deze voltrok zich in alle stilte, zonder enige reclame van onze kant.  Bovendien ook door het resultaat van de vergelijkingen, door de Universiteit van Minnesota, van de vijf meest verbreide teeltstammen in Noord-Amerika.  Dit ondanks een gelijkschakeling, waardoor de maximale en erfelijk bepaalde prestatie van de Buckfastbij werd verhinderd.

Een erfelijk vastliggende raszuivere teelt vormt dus de onvermijdelijke basis van al onze teeltbemoeienissen en ook van de kruisingsteelt.  Men mag wel aannemen dat elke wetenschapsbeoefenaar, die zich met bijen bezig houdt, de erfelijkheidswetten van Mendel kent.  Als gevolg daarvan zijn voor mij de reeds genoemde frivole aanduidingen over de Buckfastbijen onverklaarbaar.  Bovendien laat de echte wetenschap niet toe, dat veronderstellingen als ”feiten“ worden aangemerkt.  Op deze wijze wordt noch de wetenschap noch de echte interesse van de imkers gediend.

De instandhouding van de raszuivere Buckfastbij

Vanwege het feit, dat onze bijen zich mogen verheugen in een wereldwijde verbreiding, mag het instandhouden — voor het geval zich het moment aandient dat de Buckfast-abdij de belangen van de imkers niet meer kan behartigen — geen bijzondere moeilijkheden veroorzaken.  Vooropgesteld, dat de telers zich aan onze aanwijzingen houden en zich niet door dilletante of pedante voorschriften laten verleiden om op dwaalwegen te gaan.  Bovendien zal men elkaar op internationaal niveau over en weer moeten helpen.  Maar dan wel zonder eigengereide gedachten.  De selectie en de ontwikkelingsmogelijkheden zullen zich dan tot een wereldwijde basis uitstrekken.

De verdere combinatieteelt

In het luxemburger programma van 1988 werden ook deze mogelijkheden overwogen.  Zoals de ervaring laat zien omvat de huidige Buckfastbij klaarblijkelijk een scala van verdere mogelijkheden, in het bijzonder op internationaal niveau.  De combinatieteelt daarentegen stelt op de weg van rassenkruisingen voorwaarden, die in de normale alledaagse practijk vrijwel niet te realiseren zijn.  Het opgevoerde voorbeeld van de franse kruising omvatte slechts de noodzakelijke selectie.  De financiële, chronologische en individuele mogelijkheden werden in het geheel niet meegerekend.  Ik moet bekennen, dat ik mij dit tot voor kort niet ten volle bewust was.  Naar aanleiding van een bijzondere gelegenheid aan de Universiteit van Exeter, bracht de officiele spreker, Prof. Swanston, de gronden naar voren, die in ons geval resultaat mogelijk gemaakt hadden.  Wanneer ik er enige noem, die hij naar voren bracht, dan is dat slechts ter toelichting van de voorwaarden voor de combinatieteelt:

”Maar weinige wetenschappers hebben over zoveel jaren een enkel, objectief doel nagejaagd. — De kruisingsteelt vergt grote tijdsspannen. — Er moet benadrukt worden dat slechts voor een enkeling de omstandigheden weggelegd zijn, die door een onderneming van deze aard worden vereist.  Het leven van een monnik is het beste geschikt voor zo’n onderneming.  Vanuit dezelfde cel kon broeder Adam over een periode van 70 jaren zijn speciale taak voortzetten.  Met de meest beperkte middelen bedreef hij zijn wetenschappelijk onderzoek op een hoogte, waartoe geen laboratorium hem in staat gesteld zou kunnen hebben, om de vereiste practische resultaten onder de feitelijke randvoorwaarden van dat moment te verkrijgen.“

”De jaren van intensief onderzoek naar geschikte bijenrassen en teeltmateriaal leidden noodzakelijkerwijs tot reizen naar vrijwel alle delen van Europa evenals naar de aangrenzende landen van het gebied rond de Middellandse Zee. — Hier moet echter benadrukt worden, dat ook hem, zoals bij alle wetenschappelijke arbeid, geen teleurstellingen bespaard bleven, die bovendien een enorme hoeveelheid werk met zich meebrachten en waarvan veel verwacht werd.  Desondanks was het hem mogelijk, een nagenoeg ideale bij te telen — natuurlijk niet in de strikte zin des woords, maar via de weg van de teelt en aan de hand van de mogelijkheden, die ons ter beschikking staan.“

aus Imkerei-Technik-Magazin,
1993, N° 4 Seite 25-27
und Gemeinschaft der Buckfastimker,
1993, Seite 56-59
Vortrag in Bordesholm,
29. Oktober 1989
von Broeder Adam Kehrle, O.S.B.,
St. Maria Abdij, Buckfast,
Zuid Devon, Engeland

Nederlands vertaald
door A.H. de Witt
Groningen, Nederland.